Waarom we maar spelfouten blijven maken
Mam, hoe schrijf je de ggg?
Ik veeg een uientraan van mijn wang. ‘Wacht heel even jongen, ik kom zo.’ Met het keukenmes schuif ik de snippers in de pan en loop naar mijn zoon. Het puntje van zijn tong steekt uit zijn mond. Hij schrijft een brief.
‘Jij wilde weten hoe je de ggg schrijft?’
Hij kijkt op en lacht.
‘Is niet meer nodig, mam. Ik heb het al opgelost met de rrr.’
Een g-probleem oplossen met de r. Was het altijd maar zo makkelijk.
Taalfouten zijn als scheetjes
Iedereen maakt ze, maar toch schaam je je als je het doet. Ik zeg bijvoorbeeld regelmatig hun willen. Ik weet best dat dit niet klopt maar toch floept het er zo maar uit.
Dat floepen komt doordat ons spelsysteem niet goed past op ons cognitieve systeem las ik in dit artikel van de Nederlands Taalunie.
Dus je kan er niks aan doen?
Ja en nee. Om te beginnen moet je een spellingsgeweten hebben. Met andere woorden: je moet het goed wíllen doen. Als je het nut er niet van in ziet, zal je waarschijnlijk ook geen moeite doen om alle spelling- en grammaticaregels te kennen en toe te passen. Bij veel jongeren ontbreekt dit geweten nog. Een docent Nederlands vertelde mij dat de motivatie voor spelling bij haar leerlingen vaak pas komt nadat leerlingen op stage zijn geweest. Ze worden er dan voor het eerst in de echte wereld op afgerekend.
Als de motivatie er eenmaal is, heb je al de helft gewonnen. Want, hoewel het soms niet zo voelt, onze spellings- en grammaticaregels zijn gebaseerd op logica. Je kunt dus bijna alles beredeneren als je de regels kent.
Maar toch voorkom je niet dat je af en toe fouten maakt. Zelfs als je een heel ervaren speller bent. Er zijn namelijk heel veel regels én ze zijn abstract. Om een werkwoord correct te spellen moet je een aantal grammaticale classificaties kunnen aanbrengen. Is het een tegenwoordige tijd, een verleden tijd of een voltooid deelwoord? En wat is het onderwerp? In welke persoon staat het? Deze abstractie maakt het lastig om de regels te automatiseren. En juist dat is een essentieel aspect van taalgebruik.
Dat merk je vooral wanneer je schrijft onder tijdsdruk. Dan moet je heel veel dingen tegelijk doen. Je denkt na over de inhoud, de samenhang van je tekst, je argumentatie, je woordkeuze én je spelling. Hier is ons werkgeheugen niet op gebouwd. Eigenlijk is je brein, als je schrijft, permanent overbelast. In die staat is het lastig om de tijd te nemen om de woordvorm te berekenen. Op zo’n moment kiest ons brein voor de meest voorkomende vorm. En dan staat er zomaar ineens ik wordt.
Taalfouten zullen er dus altijd zijn
En gelukkig maar. Anders hadden we deze moeten missen.
bron: taalvoutjes.nl